EDS V1 – ESG Dr. Max Euwe V1

Jasper de Jong

 

Delden is een gehucht. Het is natuurlijk makkelijk om hier grappen over te maken, als je het nog nooit hebt gezien (wat overigens de kans vergroot dat het een gehucht is). Maar nu ik er heen heb moeten fietsen, kan ik in alle serieusheid zeggen dat het een gehucht is. Ik maak geen grappen! Wat is namelijk het geval? Ik fietste rustig langs het kanaal, en keek mijn ogen uit (voor zo ver dat kon met een tegemoetkomend schip). dat de weg zo goed was. “Dat ze die technologie hier al hebben”, dacht ik. Er was echter een logische verklaring voor: Hengelo. Vanaf het moment dat ik het bordje ‘Delden’ passeerde, was nog slechts 20 procent van de wegen verhard. En dan bedoel ik niet het onverharde keienweggetje, dat fietsen lastig maakt. Nee, ik bedoel modderpoelen die het fietsen vrijwel onmogelijk maken.

 

Desondanks was ik 5 minuten voor aanvang van de wedstrijd bij de speellocatie. Die 5 minuten waren dan ook hard nodig, want de eerste deur die ik zag was de ingang van de keuken. “Dan kan ik beter op zoek naar een hoofdingang.” Na alle andere deuren te hebben gechecked, besloot ik toch eens naar binnen te gluren. Er stonden toch echt schaakborden. Gelukkig ontmoette ik op dat moment mijn teamgenoten, Ewoud, Dinant en Maarten die hadden besloten hun auto te riskeren in de jungle van Delden. Zij kwamen met het heldere idee om te kloppen. Er keek een man verbaasd uit het raam. Ik zwaaide, en hij liep weg bij het raam. Ik ging er vanuit dat hij de deur ging openen, maar hij moet gedacht hebben: “Alle locals weten best dat de keukendeur de hoofdingang is. Dit is dus hoogstwaarschijnlijk een Deldense beer. Laat ik de deur dus maar niet openen.” Gelukkig was de keukendeur op dat moment nog de enige optie, dus gingen we naar binnen en kon de match beginnen.

 

Tijdens de match maakten we kennis met een ware lokale Deldense traditie: Praten tijdens het schaken. Het begon al met de lokale speler die kort na aanvang binnen kwam lopen: “Hè, wie zijn die mensen?" “Dat zijn externe spelers” "Oh, gelukkig moeten ze tegen die goeien van ons, dat gaan we vast winnen!” “Nee, dat is Max Euwe, die zijn beter dan wij.” “Hé, spelen die mensen ook extern?” “Nee, die zijn van onze vereniging” “Oh, nu herken ik ze.”


Maar ook de externe spelers vonden het niet erg om eens wat te zeggen tijdens de partij. Vooral de tegenstander van Maarten deed bij elke zet wel een opmerking: “Ai, dat dacht ik al.” “Tja, dan kan ik alleen nog dit doen”. Telkens keek ik verwachtingvol opzij, maar telkens was juist Maarten degene die niet gewonnen stond. Uiteindelijk was dat zelfs de enige partij die we niet wonnen. Dinants tegenstander deed zijn best om niet elke zet te praten, maar toen ze allebei minder dan een minuut hadden, werd de spanning hem te veel: ”Wat schaken we snel, hè?”.

 

Gelukkig liet Dinant zich niet afleiden, en wonnen we met 3,5-0,5. Maar veel belangrijker, we zijn een stuk wijzer geworden met nieuwe kennis van velerlei oude Twentse tradities, en we hebben een betere kijk op hoe mensen leefden voordat de straat was uitgevonden.

Plaats reactie

Beveiligingscode
Vernieuwen